Verslaving anders bekeken

Sommigen veroordelen het, anderen begrijpen het niet goed, en weer anderen tonen begrip. De alledaagse blik op verslaving kan afhangen van ervaringen, cultuur en omgeving.

In de DSM-5 wordt verslaving beschreven als een stoornis waarbij mensen moeite hebben om hun gebruik van een stof of gedrag onder controle te houden, ondanks de negatieve gevolgen ervan. Deze stoornis wordt verdeeld in verschillende niveaus van ernst, afhankelijk van criteria zoals tolerantie, ontwennings-verschijnselen en voortdurend gebruik ondanks problemen.

In dit artikel een overzicht van verschillende invalshoeken op verslaving.

Verschillende vormen van gebruik

Middelengebruik kent verschillende vormen. Misschien dat iemand in aanraking komt met een middel (bijvoorbeeld in een sociale context) en hier mee experimenteert.

Het is ook mogelijk dat iemand gebruikt bij gelegenheden, als reactie op stress of om positieve gevoelens te versterken. Hij of zij doet dit nog steeds op een gecontroleerde manier.

Het gebruik kan ook veranderen in gebruik met risico, en wordt onderdeel van een routine. Het wordt een vaste strategie om stress te verminderen of om problemen te vermijden. Iemand komt hierdoor in de problemen op zijn werk of in relaties.

Uiteindelijk is er misschien sprake van misbruik van een middel. Iemand blijft aan een middel of gedrag vasthangen ondanks negatieve gevolgen. Er kruipt steeds meer tijd in het middel bekomen, gebruiken of herstellen van het gebruik.

Het gebruik kan dwangmatig worden met verlies van controle. Er is sprake van verslaving. Men heeft steeds meer van hetzelfde middel nodig om het gewenste resultaat te krijgen. Iemand voelt zich ziek zonder het middel en blijft het gebruiken ondanks de negatieve gevolgen. Gebruik van een middel kent dus verschillende vormen en niveaus van ernst. Niet iedereen doorloopt dezelfde fases en tijdige interventie kan hierbij helpen om negatieve gevolgen te verminderen en herstel te bevorderen.

Wist je dat?

Sommigen genetisch gevoeliger zijn voor verslaving?

Dit komt door een gevoeliger “beloningssysteem” in de hersenen. Dit systeem stuurt het gedrag aan en vertelt ons wanneer we iets plezierig vinden (en dus moeten toenaderen) of onplezierig (en moeten vermijden).

Verslavende stoffen de werking van de hersenen veranderen?

Ze maken het brein gevoeliger voor stress, verminderen de controle en emotieregulatie en maken impulsiever. Dit maakt het dus ook moeilijker voor iemand om het gedrag te beheersen.

Ook wordt het brein net minder gevoelig voor natuurlijke beloningen (of positieve prikkels) waardoor mensen zich vaak “vlak” voelen en minder plezier op een natuurlijke manier beleven.

Aangeleerd gedrag nooit volledig verdwijnt uit de hersenen?

Je leert alleen nieuwe dingen bij, hierdoor herval je ook gemakkelijker in het oude.

Gedrag dat onmiddellijk beloond wordt sterker wordt?

Gedrag dat beloond wordt zullen we van nature vaker doen. Iets wat onmiddellijk bestraft wordt is makkelijker om mee te stoppen. Natuurlijk komt de schade bij middelenmisbruik pas later. Dit heeft een impact op hoe moeilijk het is om het af te leren.

Het wordt pas echt moeilijk wanneer iets afwisselend beloond wordt (bv. bij een gokverslaving), men leert hier onbewust “langer vol te houden” en te wachten op de beloning.

Een middel soms gezien wordt als enige vriend of steunpilaar?

Een afhankelijkheidsproblematiek kan relaties breken waardoor iemand zijn cirkel steeds kleiner wordt of men enkel met foute contacten achterblijft. Een middel is er altijd. De persoon die het gebruikt bepaalt zelf wanneer het er is en dus ook wanneer er aan zijn behoeften voldaan wordt.

De uitdagingen in deze problematiek worden soms vergeleken met de uitdagingen van het kind tijdens de orale fase (Freud). Het kind dat enkele maanden oud is ontdekt hier de wereld met zijn zintuigen en mond. Het ontdekt dat er dingen zijn die plezier geven en dingen zijn die onlust geven. Het ontdekt dat het controle heeft over zijn eigen handelingen. Het ontdekt ook dat er ook anderen zijn die plezier (of troost) kunnen bieden (zoals bijvoorbeeld tijdens de borstvoeding de borst van de

moeder). Al snel ontdekt het kind dat het niet bepaalt wanneer de ander er is. En dit is frustrerend. Het moet tijdens deze periode verschillende dingen leren zoals omgaan met frustratie, een scheiding tussen zelf en ander, het

ontwikkelen van een beeld van de ander als een afzonderlijk persoon met eigen

wensen en verlangens en een integratie van goede en slechte kwaliteiten in een persoon. Deze fase bereidt het kind voor op de anale fase (in de peuterpuberteit) waar het thema controle en de eigen ik centraal staat.  

Familie- en sociale dynamieken een rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van verslaving?

Binnen de familie worden coping vaardigheden aangeleerd, vinden soms disfunctionele communicatiepatronen plaats, of traumatische gebeurtenissen. Dezen kunnen allemaal bijdragen aan verslavingsgedrag bij individuele leden.

Verslaving wordt beïnvloed door sociale factorenzoals peer pressure, de normen die de eigen groep heeft rondom middelengebruik, en de beschikbaarheid van middelen in de omgeving.

Vertrouwen een rol speelt in het herstel?

Het opbouwen en behouden van gezonde, ondersteunende relaties is een integraal onderdeel van het herstel. De omgeving kan helpen beschadigde relaties te herstellen en nieuwe, gezondere verbindingen op te bouwen. Terugval kan het vertrouwen bemoeilijken. Het is belangrijk dat familieleden en vrienden begrijpen dat terugval een normaal onderdeel van het herstelproces kan zijn en dat het herstelproces tijd en ondersteuning vergt.

Ongepaste hulp van de omgeving het erger kan maken?

De omgeving kan het gedrag minimaliseren of verdoezelen. Bijvoorbeeld door problemen op te lossen (geld lenen) of het wangedrag verhullen. Hierdoor kan de persoon met de verslaving moeilijker de ernst van het gedrag zien en de motivatie tot verandering verminderen.

Het goedkeuren of aanmoedigen van gedrag dat verband houdt met de verslaving, zoals deelname aan feesten waar drugs of alcohol worden gebruikt, kan de persoon met de verslaving het gevoel geven dat hun gedrag acceptabel is en hen aanmoedigen om door te gaan met hun schadelijke gewoonten.

Wanneer je als omgeving voortdurend de eigen behoeften opoffert (of veel tijd en energie) om de persoon met de verslaving te ondersteunen, kan dit leiden tot overmatige stress en frustratie bij de verzorger, wat op zijn beurt de situatie verder kan bemoeilijken en het herstelproces kan belemmeren.

Conclusie

Verslaving is een complex fenomeen waar verschillende factoren op inspelen.

Een ondersteunende en niet-oordelende omgeving kan mensen helpen om openlijk over verslaving te praten en de steun te vinden die ze nodig hebben om te herstellen.

Er bestaat zowel hulpverlening voor personen die worstelen met een verslaving en de omgeving die hen daar graag bij zou steunen.

Aarzel niet om professionele hulp te zoeken wanneer dit voor jou nodig is. Een artikel is niet hetzelfde als het aangaan van een persoonlijk traject.

Door: Tanja Bervoets

http://www.tbpsychologie.nl

Blog op WordPress.com.

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag